In het jaar 1909 besloot een schipperszoon dat de tijd gekomen was het ouderlijk schip teĀ verlaten om voor zichzelf te beginnen. Hij stak zijn spaargeld op zak, klopte bij de bank aan en kreeg hypotheek voor de bouw van een zogeheten "kempenaar": een voor die tijd middelgroot schip, geschikt voor rivier- en kanaalvaart.
Het klassieke begin van een schippersloopbaan: weer was de binnenvaart een kleine zelfstandige rijker.
Het schip (we zullen het de "Kempenaar" noemen) was een schoonheid. Stoere kop, fraaie zeeg tussen de middenbolders, een ruime achtramige roef. De kont (achterschip) prachtig geveegd.
De nieuwbakken schipper-eigenaar bezag zijn trots en achtte de tijd rijp zijn varend huis verder te gaan bevolken. Hij koos een vrouw, de moeder van zijn nageslacht, zijn verzorgster en matroos, bedgenote en levensgezellin: een schippersvrouw.
Voorspoed
De Kempenaar voer voorspoedig. Geen averij, geen rampen. De vaart was wild: alles wat tussen Antwerpen en Bazel, Groningen en Luik bevaarbaar was heeft de Kempenaar doorkliefd. Het schip werd getrokken door paarden langs de Zuid-Willemsvaart. Achter een raderboot de Rijn op gesleurd. Legde drijvend met de stroom de weg terug richting Rotterdam af. Laadde alles wat er te vervoeren viel. Een voorspoedige, vrije vaart.
Welvaart, waarvan met de regelmaat van seizoenen meer mensen genoten: de vrouw schonk de schipper een rijk nageslacht.
Zeven kinderen waren er aan boord, toen "De Crisis" uitbrak.
In die jaren ontkwamen ook de Kempenaar en zijn mensen niet aan de wereldwijde malaise. Er was geen steun, er was geen werk, geen geld. Er was armoe. De schippers bevochten ieder schamel vrachtje op leven en dood. En het verdiende geld werd deels weer aan steekpenningen uitgegeven om een volgende vracht te winnen. Varen was eten. Een onmogelijke chaos, een jungle
De regering maakte er een einde aan: in 1933 werd de Evenredige Vrachtverdeling van kracht. Het aanbod lading werd eerlijk over de schippers verdeeld. En dank zij die Evenredige Vrachtverdeling overleefde de Kempenaar de crisis. Het schip bleef uit de klauwen van de bank. De schipper bleef een kleine, zeer zelfstandige.
Tussen 1930 en 1936 werd de bevolking aan boord met vier vermeerderd. De dokter verloste de vrouw "op voorschot": een vleesgeworden wissel op de toekomst.
Oorlog
Wat de crisis niet vermocht, gelukte de oorlog. De vijand vroeg niet, hij nam. Hij stal de Kempenaar, sleepte hem naar die Heimat en liet dat juweel van een schip met een cementen bodem versterken, sloopte de luiken, hakte de stoere kop eraf. De Kempenaar was een landingsvaartuig geworden, met als bestemming de Engelse kust. We weten hoe dat plan niet doorging. Even zo goed was de schipper zijn huis en broodwinning voor (toen in '42) veertien kinderen en zijn vrouw kwijt. Gelaarsde voeten schopten hem van boord.
Maar zoals hij de crisis overleefde, zo doorstond hij ook de oorlogsjaren. Met de bevrijding begon de hoop en de speurtocht naar de Kempenaar. Intens, als naar een vermiste geliefde.
Het schip werd teruggevonden. In Hamburg. Drie jaar na de bevrijding. Geschandaliseerd, onthoofd, verkracht. De schipper bezag zijn weergevonden bezit. En hield het voor gezien: de vaart van de Heimat terug naar Holland was zijn laatste.
Hij gaf het roer uit handen. Aan zijn tweede zoon. De vaart van zijn Kempenaar volgde hij vanaf dat moment telefonisch en schriftelijk.
De oudste zoon
Vijf zonen had de schipper verwekt. (En tien dochters, maar die doen in dit verhaal niet ter zake). Die vijf zonen kozen voor langere of kortere tijd het kielzog van hun vader. En elk van hen staat model voor de bewijsvoering, dat particuliere binnenvaart nauwelijks nog mogelijk is.
Lees verder: het verhaal van de oudste zoon ..